nieuws

24/11/2008

Verslag van de Studieconferentie van de BGV/AOb op 18 september 2008 in het Domstad College te Utrecht

Ware kwaliteit verloochent zich nooit. In een zaaltje, eigenlijk berekend op 50 man, waar het in de septemberzon al gauw veel te warm werd, zaten 70 mensen, schouder aan schouder, ademloos te luisteren naar de president van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Robbert Dijkgraaf, en zijn interviewer Marten Kircz. De laatste betoonde zich een volmaakt docent, zowel door zijn prikkelende vragen als door de stimulerende wijze waarop hij steeds de zaal bij de gedachtewisseling betrok. Robbert Dijkgraaf gaf, staande, omdat hij dan ook achterin de zaal goed te volgen was, in alle rust, als het ware hardop denkend, antwoord op de meest uiteenlopende vragen over het weidse thema onderwijs, in het bijzonder het gymnasiale, en wetenschap.
Hoewel er dus geen sprake was van een systematisch opgebouwd betoog, werd een aantal samen-hangende opvattingen van de spreker wel duidelijk: Het onderwijs, juist het VO, is van niet te overschatten betekenis voor de continuïteit in de wetenschap. Leerlingen hebben meer aan een brede, algemene vorming dan aan een smalle, alleen op hun vervolgstudie of beroep gerichte training. De leraar die ook eens de tijd neemt naar hartelust een werk van Shakespeare uit te diepen investeert in de toekomstige creativiteit van zijn pupillen. Daarom is de degelijk opgeleide academische leraar, die houdt van zijn vak en misschien als hobbyist wordt weggezet, van veel grotere waarde dan uit het onderwijsbeleid van de laatste decennia blijkt. Communicatie tussen VO en universiteiten is onontbeerlijk: scholen hoeven niet ‘alles’ te behandelen, als de vervolgopleidingen maar weten wat niet aan de orde is geweest, zodat ze daar zo nodig op in kunnen spelen. En: de gymnasiale opleiding, met haar verkenning van de wortels van onze cultuur, met haar taalkundige diepgang, met haar gerichtheid op andere waarden dan alleen het directe economische nut, levert in dit opzicht nog steeds een grote bijdrage.

De communicatie tussen de VO-docenten in de zaal en de president van de KNAW had in elk geval niet intensiever kunnen zijn en elke rechtgeaarde docent zou ’tekenen’ voor zo een aandacht van zijn leerlingen. Dat nam echter bij de aanwezigen niet de motivatie weg om, na de lunch, met interesse deel te nemen aan de workshops die voor de middag waren georganiseerd.

De werkgroep Een veelkleurig gymnasium? o.l.v. mevrouw Catharina Schaafsma en de heer Wim Regter genoot goede belangstelling en leverde interessante constateringen op, zoals die dat de allochtone leerling door de studie van de klassieke talen extra houvast verwerft voor het Nederlands en andere moderne talen, of dat sommige cultuuruitingen uit de Oudheid, die West-Europese leerlingen vreemd zijn, voor allochtone leerlingen vanuit hun eigen achtergrond juist heel herkenbaar zijn. De werkgroep Gymnasiale cultuur op school, met groot enthousiasme geleid door mevrouw Jeanette Jukema, gaf gelegenheid voor een levendige uitwisseling van ideeën voor en ervaringen met klassieke projecten, toneelbezoek, excursies en werkweken. Rustiger was het in de werkgroep Napraten over Robbert Dijkgraaf van AOb-hoofdbestuurslid Marten Kircz, maar dat bleek juist heel goed te zijn: hier verschenen enkele collega’s met bijzondere vragen over de onderwijssituatie op hun school en daar was alle ruimte om die te bespreken. In de werkgroep Uren, roosters, faciliteiten van BGV-voorzitter Math Osseforth was de gedachtewisseling zo boeiend dat de deelnemers het eindtijdstip ontging. Alle problemen kwamen aan de orde en de meest veelsoortige oplossingen werden aangedragen; het bleek ook hier maar weer dat velerlei wielen worden uitgevonden voor een zelfde wagen die toch steeds, hoe uniek die ook oogt, met dezelfde regels aan hetzelfde verkeer deelneemt. Maar in belangstelling gemeten spande de werkgroep Het gymnasium binnen een scholengemeenschap de kroon. De heer Hans Campman, ingesprongen voor een collega-afdelingsleider die door een ongeval tijdelijk was uitgeschakeld, in gezelschap van twee leerlingen, wist een buitengewoon inspirerend beeld te schetsen van de positie van de gymnasiale afdeling in zijn school. Een uitvoerige impressie van deze werkgroep is te vinden in het Onderwijsblad nr. 17 van 4 oktober 2008 (blz. 44).

Na een afsluitend dankwoord van Math Osseforth bleven de meeste deelnemers bij een welverdiend glaasje nog geruime tijd napraten – een zeker teken dat zij de dag als prettig en zinvol hadden ervaren.

Ps:
In de evaluatie van deze conferentie klonk nadrukkelijk de wens door hieraan een vervolg te geven. Dat kan in een aantal vormen. Een daarvan is een vervolgconferentie (eens in de twee jaar). Een andere zou kunnen zijn de organisatie van een ‘gymnasiumcafé’, een ontmoetingsplaats voor betrokkenen bij het gymnasiale onderwijs, ter onderlinge inspiratie en ter uitwisseling van ideeën en ervaringen. Het BGV-bestuur wil bij gebleken belangstelling best proberen iets dergelijks te organiseren. Wie dit een goed idee vindt, kan dat kenbaar maken via dit mailadres of via een mail aan de secretaris.